Geschiedenis

In 1903 studeerden er 40 studenten scheepsbouwkunde en zij hadden slechts één hoogleraar tot hun beschikking. Bovendien werd het bestaansrecht van de studie alom betwist, wat voor een drietal studenten de aanleiding was om een vereniging op te richten om de scheepsbouwkunde een 'eerste blijk van zelfstandigheid' te geven. De doelstellingen van deze vereniging waren het doen uitkomen van geschriften en het organiseren van lezingen en excursies, niet alleen om de banden met het bedrijfsleven aan te halen, maar ook om de faciliteiten voor de studenten te verbeteren. De omstandigheden waaronder tekenwerk en practica moesten worden uitgevoerd waren in 1903 voor de studie Scheepsbouwkunde bedroevend slecht en ook liep men in Nederland achter op scheepsbouwgebied. Dat was de reden om technische geschriften uit te geven en via die weg een bijdrage te leveren aan de kennis op dit gebied.

In de loop der tijd werden de prioriteiten in de doelstellingen van de vereniging verlegd, hetgeen onder meer het gevolg was van veranderingen in de externe infrastructuur. Gedurende de eerste decennia van de 20e eeuw werden vooral geschriften van technische aard uitgegeven met het doel scheepswerven en studenten te informeren over de nieuwe ontwikkelingen in de techniek. Ook kwam er in 1911, met de oprichting van het leesgezelschap een leesportefeuille beschikbaar voor de leden van Froude waarin vakliteratuur opgenomen was. Dit was voor een groot deel door het leesgezelschap bijeen gebracht, maar er waren later ook leden die een persoonlijk abonnement ter beschikking stelden aan deze portefeuille. Na de tweede wereldoorlog was dit veranderd. Studenten konden kennis nemen van de ontwikkelingen door de publicaties van het MARIN, TNO, KIVI en KNVTS. De tegenwoordige uitgaven van Froude dienen een ander doel en hebben een andere vorm, zo zijn er een jaarboek en een verenigingsblad. Tevens is er een uitgebreide leeskast te vinden in de bestuurskamer van Froude, waar de leden allerhande technische bladen kunnen vinden. Vanaf de beginperiode heeft een belangrijk accent gelegen op excursies en lezingen.

Daarnaast nam vanaf de jaren '60 het aantal sociale activiteiten snel toe. Men organiseerde kegelavonden, Sinterklaasfeesten en later ook borrels.